Het doel van een reflectieverslag is laten zien wat je van je ervaringen hebt geleerd en wat dat voor invloed heeft op je denken en doen.
Bij veel opleidingen moet je regelmatig een reflectieverslag schrijven. Soms voor een specifiek vak of een module, maar meestal in het kader van een stage of een assessment. Het reflectieverslag wordt ook wel procesverslag, supervisieverslag of evaluatieverslag genoemd.
Volgens Van Halem, de Leeuw en Stuut (2008) is reflecteren het achterhalen van de achtergrond van je handelen. Volgens Groen (2011) is reflecteren het bewust nadenken over je eigen handelen om op die manier je professionaliteit te vergroten.
Het is niet evalueren of terugkijken hoe je iets hebt gedaan, maar meer kijken waarom je iets op een bepaalde manier hebt gedaan of doet. De achterliggende gedachte is dat als je weet waarom je iets doet, je ook in staat bent jezelf te veranderen of bewuster te handelen.
Zoals voor elk verslag geldt, is het belangrijk dat je verslag een goede opbouw heeft en dat je kort en krachtig formuleert. Voor de kern van je verslag kun je gebruikmaken van de STARR-methode die zeer geschikt is om te reflecteren op je eigen handelen en die bij veel opleidingen gebruikt wordt. STARR staat voor Situatie, Taak, Actie, Resultaat en Reflectie.
Onderdeel | Toelichting | Omvang |
---|---|---|
Titelpagina | De titelpagina moet er professioneel en aantrekkelijk uitzien. Op de titelpagina hoort het volgende te staan:
|
1 A4 |
Inhoudsopgave | De inhoudsopgave kun je automatisch genereren. | 1 A4 |
Leerdoelen | Het onderdeel leerdoelen bevat de leerdoelen van het studieonderdeel waarop je reflectie van toepassing is. Verwijs naar brondocumenten zoals het competentieprofiel van de opleiding waarin de competenties staan die je moet beheersen. De specifieke leerdoelen van een studieonderdeel zijn daarvan afgeleid en worden veelal in een studiegids of handleiding opgenomen. | 1 A4 |
Ervaringen en situaties | ‘De omschrijving van je ervaringen en de situaties die je hebt meegemaakt vormt de kern van het stuk. Bespreek een aantal situaties; de situaties die voor jou het meest leerzaam waren. Per situatie ga je in op de volgende vragen:1. Wat was de situatie? (Situatie)
2. Wat was je taak? (Taak)
3. Hoe heb je het aangepakt en waarom? (Actie)
4. Heeft het gewerkt en waarom? (Resultaat)
5. Wat heb je ervan geleerd? (Reflectie)
|
Max. 1 A4 per situatie |
Eindconclusie | Dit is een soort overall-reflectie op je (persoonlijke) leerdoelen die je eerder hebt omschreven. Wat heb je geleerd en waar ga je in de komende periode specifiek aandacht aan besteden? Dus wat zijn je persoonlijke leerdoelen voor de komende periode. | max. 1 A4 |
Bronnen | Deze sectie bevat de opsomming van de gebruikte bronnen. Hierin moet in ieder geval de handleiding van het studieonderdeel of het competentieprofiel worden opgenomen. | max. 1 A4 |
In de studiegids van je opleiding staan de competenties of einddoelen die je moet beheersen. De leerdoelen zijn daarvan afgeleid en worden vaak opgenomen in een studiegids of handleiding.
Als voorbeeld verwijzen we je naar het competentieprofiel van een pabo. Veel hbo-opleidingen werken met een persoonlijk ontwikkelplan (POP) waarin je eigen leerdoelen staan omschreven die gerelateerd zijn aan de einddoelen van de opleiding of fase van de opleiding.
Geef in dat geval aan wat je persoonlijke leerdoelen waren bij aanvang van het studieonderdeel of tijdens de periode waarop je moet reflecteren. Als je voor je eigen ontwikkeling een POP hebt opgesteld, dan kun je hieruit je persoonlijke leerdoelen halen.
Competentie | Ontwikkelingsdoel | Ontwikkelingsactiviteit | Planning | Benodigde begeleiding |
Communiceren | Omgaan met klanten | Zes keer een middag meewerken op de servicebalie onder begeleiding van een ervaren medewerker | Periode maart 2015 | Elke middag begeleiding van een ervaren medewerker en een feedbackgesprek |
Je kiest situaties die voor jou betekenisvol en kenmerkend zijn voor het beroep waarvoor je wordt opgeleid. Betekenisvol betekent dat je iets nieuws hebt geleerd of tot nieuwe inzichten bent gekomen.
Stel, je volgt een opleiding tot psycholoog, dan kan een intakegesprek met een cliënt een situatie zijn die betekenisvol is. Voor een technisch beroep zou dat een interview kunnen zijn met een medewerker om ontwerpeisen te inventariseren, of een technische inspectie voor het eerst zelf uitvoeren.
Groen (2011) stelt dat je ervan bewust wordt dat iets een betekenisvolle situatie is, wanneer je een bepaald gevoel hebt bij een bepaalde situatie of ervaring. Op het moment dat je je bewust bent van een prettige of onprettige situatie, kun je deze aanmerken als een voor jou betekenisvolle situatie. Die situatie hoeft voor een ander helemaal niet betekenisvol te zijn.
Reflecteren is zinvol als je jouw geleerde vaardigheden in de praktijk hebt moeten brengen. Dat kan op stage zijn, maar ook op andere momenten waarop geoefend wordt met ‘echte’ situaties (authentieke situaties). Om een goed reflectieverslag te schrijven kun je verschillende situaties beschrijven.
Vaak kun je niet aan de hand van één enkele situatie op alle competenties of leerdoelen reflecteren, maar heb je verschillende situaties nodig om alle competenties of leerdoelen voldoende aan bod te laten komen. Probeer in ieder geval drie situaties te beschrijven.
Zorgen voor een krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren.
Een duidelijke instructie geven.
Ik loop stage in groep 4 waarin wekelijkse lessen wereldoriëntatie op het programma staan. De methode die gebruikt wordt gaat uit van vakintegratie aan de hand van thema’s. Het thema was ‘Op wereldreis’.
Lessen geven op het gebied van wereldoriëntatie aan kinderen van groep 4. Ik wilde bereiken dat de kinderen rustig aan het werk gingen en ik genoeg tijd overhield om kinderen die meer instructie nodig hebben, te kunnen helpen.
Thema’s kunnen worden gekozen vanuit een bepaald vak, sociale problemen of kwesties, alledaagse kwesties van leerlingen zelf. Het moeten volgens Van Boxtel et al. (2009) aantrekkelijke onderwerpen zijn. Ik heb het thema ingeleid met een filmpje en heb de kinderen krantenknipsels laten meenemen over een land waar ze graag naartoe wilden. Dat heb ik gedaan om de les aantrekkelijker te maken. Elke les ben ik gestart met een instructie waarna de kinderen aan het werk gingen. Ik heb de structuur gevolgd die op de school is afgesproken.
Van Herpen, Mezenberg en Schut (2013) geven aan dat er altijd duidelijkheid moet zijn over de ruimte, de tijd en de criteria. De kinderen kunnen op een bord zien hoeveel tijd ze ergens voor hebben. Het is daarbij ook belangrijk dat het duidelijk is wat de kinderen mogen doen als ze klaar zijn. Na de instructie ben ik een rondje door de klas gelopen en heb ik een aantal kinderen aan de instructietafel geholpen. Dit zijn de kinderen die op dat moment nog extra uitleg nodig hadden.
De kinderen waren zeer enthousiast en het was over het algemeen rustig in de klas. De kinderen die eerder klaar waren zijn rustig verder gegaan met hun weektaak. In het begin had ik het methodeboek nog af en toe nodig. Ik merkte dat de kinderen daardoor wat onrustig werden en met elkaar gingen praten.
Ik was tevreden over hoe de kinderen aan het werk gingen. Ik had alleen te weinig tijd om alle kinderen te helpen. Na de feedback van mijn begeleidster heb ik nog duidelijker de instructie gegeven. Dat hielp, want daarna werd er goed geluisterd en stonden er minder kinderen bij de instructietafel. Om te kunnen differentiëren is het van belang dat instructies effectief gegeven worden zonder dat je het methodeboek nog nodig hebt (Herpen, Mezenberg & Schut, 2009).
De volgende keer zal ik nog meer tijd aan mijn voorbereiding besteden zodat ik ook bij een nieuw thema niet meer stof hoef op te zoeken. Ik heb geleerd om een effectieve instructie te geven waardoor de kinderen duidelijk weten wat ze moeten doen, en ook wat ze moeten doen als ze klaar eerder klaar zijn met hun werk. Ik besef me nu dat een goede voorbereiding daarvoor van groot belang is.
Goede middag,
Ik zit namelijk op een hbo opleiding in Suriname en heb als opdracht een reflectie verslag temaken. Zou u het voor mij kunnen nakijken.